Nelis

Radiocolumn voor RTV-NOF, uitgezonden op zaterdag 10 april 2021

Deze week werd het nieuws bekend dat we binnenkort in sommige theaters weer terecht kunnen met een toegangstest. Hoera! Even een avond úít je eigen hoofd, ín de fantasiewereld van een ander duiken. Oké, voor sommige mensen zal die toegangstest een bezwaar zijn, maar voor de mensen die zich daaroverheen kunnen zetten gaan er weer deuren en werelden open.

Zelf maak ik ook graag theater. Dat moet nog even wachten. Maar, waar je geen test voor nodig hebt is radio. Dus, ik combineer die dingen in deze column. Ik neem jullie mee naar een Grieks eilandje, ergens eind jaren negentig, waar ik na een kletsnatte Nederlandse zomer een weekje zon ging snuiven. Er was daar juist een hittegolf begonnen, dus in plaats van regen kwam de luiheid er met bakken uit de hemel. Op het heetst van de dag was een siësta het beste wat je kon doen.

Op mijn derde vakantiedag, denk ik, lag ik ‘s middags in mijn appartementje op bed te lezen toen ik ineens iets hoorde. Tikketikketik… Stilte… Tikketikketik. Ik keek om me heen, maar er bewoog niks. Zachtje stond ik op en keek in de kamer rond. Tikketikketik. Het kwam uit de badkamer! Ik begon een donkerbruin vemoeden te krijgen wat het zou kunnen zijn, maar kon het eigenlijk niet  geloven, want het geluid was echt behoorlijk luid. De badkamerdeur stond op een kier en voorzichtig gluurde ik naar binnen. En zag niks. Ik duwde de deur wat verder open en Aaargh, daar zat hij! De grootste spin die ik ooit had gezien zat in een hoek van de badkamer! Een wit-bruin gestreept exemplaar met dikke haren over zijn hele lijf en op zijn poten. En zodra hij me zag trok hij al die poten bij elkaar, alsof hij zeggen wilde: “Ik ben een heel klein, onschuldig spinnetje, hoor.”

Zo stonden we een paar sekonden naar elkaar te kijken. En eenmaal bekomen van de schrik kon ik zien dat het wel een heel mooie spin was. Alleen ook wel heel groot. Groter dan mijn hand! Thuis waren de grootste spinnen die ik tegenkwam van die zwarte kelderexemplaren. Die heb je met een glas en een kartonnetje zo naar buiten, maar deze paste niet onder een glas. “Oké, euh, blijf daar maar zitten,” zei ik tegen de spin, die inmiddels Nelis heette. Ik trok de deur dicht en ging op zoek naar iets om over hem heen te zetten. In het aanrechtkastje stonden pannen – te groot – mokken – te klein en een vierkante, glazen soepkom met afgeronde hoeken. Perfect. Karton lag er niet, maar wel een snijplankje. Vooruit, daar moest het mee.

Gewapend met kom en plankje ging ik terug naar de badkamer. “Oké, Nelis, jij blijft zitten en ik doe jou niks en” hup, soepkom over hem heen. Nelis keek me door het glas verwijtend aan. Snijplankje tegen de soepkom geschoven, soepkom een stukje omhoog, gelukkig was Nelis te groot voor de opening, en met enig schuiven en wiebelen wist ik hem op het snijplankje te krijgen. Samen togen we naar de balkondeuren en hoeiii, Nelis leerde in één sekonde vliegen. Klus geklaard. Pas toen zag ik mijn camera liggen. Helemaal niet aan gedacht. Balen!

Nu zou het verhaal hier kunnen eindigen, ware het niet dat ik de volgende dag bij terugkomst van het strand zout en zanderig voor de deur van mijn appartement stond en er niet in kon. Ik had de sleutel binnen laten liggen. Nou ben ik opgevoed als lid van Eigen Hulp, dus in plaats van naar het huis van mijn hospita te lopen en om een reservesleutel te vragen, dacht ik dat ik het probleem zelf wel kon oplossen. Ik had namelijk achter het appartement een oude ladder zien staan. Als die lang genoeg was en de balkondeuren open stonden, dan was ik zo binnen. Ik liep om het gebouwtje heen. De balkondeuren stonden open. Ik pakte de ladder, zette hem tegen de muur en ja, hij was lang genoeg. Alleen, zijn ene poot was korter dan de andere. Oké, met een steen onder die poot moest het lukken. Gelukkig liggen er op een Grieks eiland overal stukjes puin om de gebouwen heen, dus ik keek om me heen, zag een steen liggen van ongeveer de juiste maat, tilde hem op… en ja, u raad het, daaronder zat Nelis! Ik zweer het! Weer trok hij al zijn pootjes bij elkaar, maar deze keer leek het meer op handen in zijn zij zetten, alsof hij wilde zeggen: “Ja, hállo, eerst gooi je me van het balkon en nú jat je mijn steen! Hebben we ruzie, of zo?”

“Oké, oké, oké, hier is je steen, ik pak wel een andere, sorrieieie!” Voorzichtig zette ik de steen weer over Nelis heen, vond gauw een andere en zette die onder de ladder. Die stond wel een beetje scheef, maar als ik naar de andere kant overhelde onder het klimmen, moest het wel gaan. Voorzichtig ging ik op de eerste tree staan. Alles hield, dus ik klom voorzichtig naar boven. Net toen ik allebei mijn benen over de rand van het balkon had gleed de ladder van de steen en zakte langs de muur naar de grond. Zeer definitief. Nou ja, die had ik toch niet meer nodig. Ik was binnen! Victorie!

Ja, dat had ik gedacht. In mijn afwezigheid had de dochter van mijn hospita het appartement schoongemaakt, zoals elke dag en waarschijnlijk had ze gedacht: hee, Ellen is haar sleutel vergeten. Die neem ik maar mee, dan komt ze hem straks wel ophalen.

Goed, nu stond ik dus binnen, de deur zat op slot, de ladder lag op de grond en het huis van mijn hospita stond te ver weg om te roepen.

Gelukkig liepen er wat Engelse toeristen langs. Die wilden mijn hospita wel even waarschuwen. Giechelend kwam even later de dochter mij redden. Of ik maar wel even mee wilde lopen naar haar moeder, want die wilde het verhaal ook horen.

Afijn, met mijn vier woorden Grieks, wat mime, en een hoop theater heb ik het hele verhaal verteld aan mijn hospita en haar voltallige familie, die toevallig op bezoek was. Gierend van de lach zaten ze me na te doen. Haha, arachna! (Dat is dus spin.) Haha, skala. (Dat is dus ladder.) Ik werd op de schouders geslagen en ik kreeg ouzo. Veel ouzo.

De rest van die vakantie werd me door wildvreemde Grieken vaak toegeroepen “Arachna!” En dan riep ik terug: “Skala!” Ben ik toch even heel beroemd geweest op een Grieks eiland. Dankzij theater. En Nelis.